Wat betekent de wijziging in box 3 voor vorderingen uit schenkingen en erfenissen?
laatst bijgewerkt op 13-11-2020
De regering heeft in het Belastingplan 2021 aangekondigd dat het heffingvrije vermogen van box 3 (artikel 5.5 Wet inkomstenbelasting 2001) omhoog gaat van € 30.846 naar € 50.000. Voor fiscale partners betekent dat, dat zij pas bij een box 3-vermogen boven de € 100.000 te maken krijgen met vermogensrendementsheffing.
In deze bijdrage wordt beschreven wat dat betekent voor enkele veel voorkomende erfrechtelijke situaties en schenkingen, met name als iemand een geldvordering op een ouder of grootouder krijgt of heeft gekregen. De hoofdregel is immers, dat vorderingen – net als spaargeld of beleggingen – in box 3 moeten worden opgegeven en dat die vervolgens op basis van een forfaitair rendement worden belast.
Vaderlijk of moederlijk erfdeel tegoed
Voor kinderen die een vaderlijk of moederlijk erfdeel tegoed hebben, verandert er niets. Deze vordering op de langstlevende is immers op grond van artikel 5.4 van de Wet inkomstenbelasting 2001 gedefiscaliseerd. Dat betekent dat het kind zijn ‘tegoedbon’ niet opgeeft in box 3 en dat de langstlevende de schuld aan de kinderen niet mag opvoeren als schuld in box 3.
Ook als sprake is van een vruchtgebruiktestament, waarbij de kinderen eigenaar zijn geworden van de nagelaten bezittingen en de langstlevende het vruchtgebruik heeft, telt de ‘bloot eigendom’ van de kinderen niet mee in box 3 (de zogenaamde turboverdeling blijft hier buiten beschouwing; daarvoor gelden specifieke regels).
Schenking op papier
Hebt u in het verleden een ‘schenking op papier’ gekregen, dan verandert er mogelijk wel iets. Bij een schenking op papier heeft de begiftigde (meestal een kind) een geldvordering op de schenker (meestal een ouder), doordat de schenker dat geldbedrag in een notariële akte heeft schuldig erkend. Die geldvordering is in beginsel pas opeisbaar als de ouder (of de langstlevende ouder) is overleden.
Deze geldvordering moet het kind opvoeren als ‘bezitting’ in box 3. Daar tegenover staat dat de ouder de schuld mag opvoeren als schuld in box 3. De ouder betaalt jaarlijks minimaal 6% rente aan het kind (om aan de toepasselijkheid van art. 10 van de successiewet te ontkomen). Voor kinderen die zo’n schenking op papier krijgen of in het verleden hebben gekregen, betekent de verhoging van het heffingvrije vermogen, dat zij hierover mogelijk geen vermogensrendementsheffing (meer) hoeven te betalen, ondanks het feit dat zij een prachtig rendement genieten!
Kleinkindlegaat
Kleinkinderen kunnen volgens de huidige successiewet € 21.282 erven van hun opa en oma zonder dat daarover erfbelasting verschuldigd is (dit is de vrijstelling die geldt in 2021).
Grootouders die die vrijstelling willen benutten, nemen daarvoor vaak een zogenaamd ‘kleinkindlegaat’ op in hun testament. Soms wordt daarbij bepaald dat de kleinkinderen het geldbedrag pas later in handen krijgen, bijvoorbeeld als de grootouders én de ouders van het kleinkind zijn overleden. Het hogere heffingvrije vermogen biedt meer mogelijkheden om gebruik te maken van dergelijke kleinkindlegaten.
Overigens zijn in het verleden door sommige notarissen ook kleinkindlegaten gemaakt ‘waarvan de contante waarde gelijk is aan de vrijstelling die een kleinkind voor de erfbelasting heeft’. Dergelijke contantewaardelegaten leiden vaak tot een vordering die hoger is dan € 50.000. Dat kan fiscaal zeer interessant zijn, maar in de praktijk blijkt wel eens dat niet alle betrokkenen zich daarvan bewust zijn (geweest). Bij twijfel is het raadzaam om dit door een notariële estate planner te laten narekenen. Laat u zich dan ook gelijk bijpraten over de meest recente inzichten over art. 10 lid 9 van de Successiewet 1956.
Valkuil
Het heffingvrije vermogen mag dan aanzienlijk zijn verhoogd, dat geldt niet voor de vermogensgrens die voor de toeslagen wordt gehanteerd! Daardoor kan het gebeuren dat iemand die op grond van een schenking op papier of een kleinkindlegaat een geldvordering van minder dan € 50.000 heeft, wel zijn huurtoeslag kwijtraakt. Ook kan die persoon te maken krijgen met de ‘eigen bijdrage’ voor de langdurige zorg, want ook voor de ‘vermogensinkomensbijtelling’ is het heffingvrije vermogen niet verhoogd.
Op die manier kan een sympathiek gebaar van een fiscaal voordeel voor de erfbelasting omslaan in een (onverwacht) maandelijks terugkerend financieel nadeel voor de verkrijger. Het is daarom belangrijk om niet alleen te focussen op de erfbelasting, maar alle gevolgen van een bepaalde erfrechtelijk constructie of schenking voor ogen te houden.
Verder is het box 3-vermogen onder meer van belang voor het kindgebonden budget, de zorgtoeslag en de bijstand.
De toekomst: van forfaitair rendement naar werkelijk rendement?
De vermogensrendementsheffing is, net als de hypotheekrenteaftrek, een politiek gevoelig onderwerp. Doordat de rente die iemand op zijn spaarrekening krijgt de laatste jaren bijna tot het nulpunt gedaald is, kan het gebeuren dat hij méér belasting over zijn spaargeld moet betalen dan dat hij aan rente van de bank krijgt. Daardoor daalt zijn vermogen, ook al geeft hij niks uit (nog afgezien van de inflatie).
Vorig jaar heeft de Hoge Raad daar een uitspraak over gedaan. Tot 2016 betaalde iedereen namelijk 1,2% vermogensrendementsheffing over zijn box 3-vermogen, ook als iemand van de bank bijvoorbeeld maar 0,5% rente kreeg. Op die manier pakte de overheid dus jaarlijks steeds een beetje vermogen af en dat is in strijd met het grondrecht van eigendom (art. 1 van het Eerste protocol bij het EVRM).
Vanwege de uitspraak van de Hoge Raad moet de regering de box 3-heffing ingrijpend aanpassen. Daarvoor wilde de regering onderscheid gaan maken tussen spaargeld en andere beleggingen, maar inmiddels heeft de staatssecretaris van Financiën laten weten dat ook dat alternatief waarschijnlijk juridisch niet houdbaar is. Op dit moment is nog niet duidelijk waar de regering in de toekomst mee zal komen, maar dát de regering iets nieuws moet verzinnen, is wel duidelijk. Het zou zomaar kunnen dat voortaan meer wordt gekeken naar het daadwerkelijk behaalde rendement.
Voorbeeld
Piet heeft jaren gelden een schenking op papier gekregen van € 20.000. Dit bedrag geeft hij steeds op in box 3. Zijn ouders maken jaarlijks 6% rente naar hem over, ofwel € 1.200 / jaar. Vroeger betaalde hij (aangenomen dat dit niet in het heffingsvrij vermogen zit) 30% belasting over een forfaitair rendement van 4%, ofwel 1,2% vermogensrendementsheffing, ofwel € 240 / jaar. Als het tarief in de toekomst 31% is en het werkelijke rendement belast wordt, betaalt Piet € 372 / jaar.
Tijdig repareren
Een wijziging van de belastingheffing in box 3 kan in de toekomst grote gevolgen hebben. Niet alleen voor uw spaargeld en beleggingen en uw vakantiehuis, maar ook voor box 3-vermogen in de vorm van de eerdergenoemde schenkingen op papier en kleinkindlegaten. Ook voor zogenaamde familiebank-leningen kan een toekomstige herziening van box 3 ingrijpende consequenties hebben.
Met name met het ‘repareren’ van schenkingen op papier of kleinkindlegaten moet u niet wachten tot de schenker of (groot)ouder is overleden of niet meer wilsbekwaam is; dan is immers een onomkeerbare situatie ontstaan. Laat u zich daarom tijdig adviseren en anticipeert u daarbij op toekomstige scenario’s.
Meer weten?
In deze bijdrage is omwille van de leesbaarheid niet ingegaan op de gewijzigde ‘schijfgrenzen’. Dat zijn de bedragen vanaf waar met een hoger forfaitair rendement wordt gerekend: ook die bedragen worden in 2021 enigszins gewijzigd. Evenmin is ingegaan op de fiscale gevolgen voor de andere partij: degene die een schuld heeft aan het kind of kleinkind.
Als u wilt weten wat de nieuwe en toekomstige regels voor u voor gevolgen kunnen hebben, maak dan een afspraak voor een bespreking bij Dijkman & van Doorn notariaat – estate planning.